Mijn vader heeft altijd gezegd dat hij niet oud zou worden. Ik dacht dan: doe toch normaal. Als andere vaders oud kunnen worden, dan kan die van mij dat ook. Ik denk nu dat ik eigenlijk bedoelde: Ik wil niet dat je weggaat. Nu niet, nooit niet.
Ik heb er altijd moeite mee gehad wanneer mijn vader wegging. Het lijkt wel alsof hij voor mij altijd te vroeg vertrekt. In Leiden, als we samen hebben geluncht bij het Museum Volkenkunde. Wanneer hij komt klussen op ons schip en de dag zijn einde nadert. Het maakt niet eens uit hoe lang hij blijft. Zodra hij zijn spullen bij elkaar begint te verzamelen, dan denk ik: nee, nu nog niet. Blijf nog even.
Ik heb geprobeerd die gedachte te verklaren. Misschien komt het doordat ik Dirk Jan een groot deel van mijn jeugd alleen in de drukke weekenden zag en ik nog iets wil inhalen. Of misschien mis ik hem omdat ik wanneer ik mijn vader zie, ik zo bezig ben met indruk op hem maken, dat ik vergeet om mezelf te zijn. Of misschien is het zo dat mijn vader en ik onmogelijk uitgepraat kunnen raken. Omdat we allebei zulke volle levens leiden en zoveel gedachten hebben om uit te wisselen, dat er in een mensenleven nooit voldoende tijd kan zijn om dat te doen. Maar nu vind ik die verklaringen niet meer zo belangrijk. Ik denk alleen maar: ga niet weg.
Dat het zo ontzettend sneeuwde dat weekend. Onwerkelijk was het nieuws al van zichzelf. Maar wanneer sneeuwt het nou zo? Die dikke witte vlokken. Zaterdagavond sneeuwde het nog niet. De bel ging. Ik verwachtte de bezorger van de boodschappen. Maar het was mijn broer, de boodschapper van slecht nieuws.
Pas toen broer, zus en ik de volgende ochtend in Zwammerdam aan tafel zaten en van onze vader hoorde wat de diagnose was, dwarrelden de eerste sneeuwvlokken naar beneden. Dirk Jan vertelde met hoeveel voldoening hij terugkijkt op zijn prachtige, volle leven. Hoeveel meer het hem gegeven heeft dan hij ooit heeft durven hopen. “Eigenlijk ben ik 124 geworden,” zei mijn vader. We reden langzaam terug door de sneeuw en herhaalden die woorden. 124 is een mooie leeftijd.
Op mijn zeventiende las ik het boek Twee koffers vol van Carl Friedman. De moeder van hoofdpersoon Chaja zegt daarin over haar dochter dat die twee keer zo hard opbrandt als de rest. Chaja’s vader had toen gezegd: “mag sein, maar die daar geeft ook twee keer zoveel licht.” Net als mijn vader.
Dat andere citaat uit Twee koffers vol op de beginpagina van deze website, over dat iemand niet alleen maar was wie hij was geweest, maar ook met wie en waar, noemde ik vorige week bij mijn vader op de bank. “We hebben een website gemaakt” zei ik. Het raakte hem, meer dan ik had gedacht. “Ik kijk er nog even niet op,” zei hij na een tijdje.
Deze website is voor iedereen die Dirk Jan gaat missen. Er ligt een simpele rekensom aan ten grondslag. Mijn vader is 124. Maar zijn verhalen zijn onze verhalen. En andersom. Zo tellen we er nog een aantal jaar bij op.
Terwijl ik dit schrijf is Dirk Jan voor een gesprek in het ziekenhuis. Daar krijgt hij meer duidelijkheid over wat er voor hem ligt. Ik zit met mijn laptop in een Amsterdam’s cafe. Door de luidspreker boven mijn hoofd zingt Doe maar:
“Want wat ook een ander zegt, er is tijd genoeg. Voor jou, voor mij, voor iedereen. En als je wilt dan is elk ogenblik voor jou. En alles wat je vragen zou, maar laat mij dan niet alleen.”
Maaike Warnaar